De Haringse mannelijke lijn draagt het DNA van de Noord-West Europese haplogroep I1. Het is DNA van de mannen die 5.000 jaar geleden aan de basis stonden van de Germaanse volkeren in Europa. Uiteindelijk werden de voorvaders van de Haringsen Noormannen. We hebben ons DNA in 2022 laten onderzoeken en vergeleken met historische gegevens.
Haplogroep I1
De Haringsen zijn nazaten van een man met haplogroep I1, die sinds 3.000 voor de jaartelling in Scandinavië (en waarschijnlijk in Skane, in het zuiden van het huidige Zweden) woonde. Zijn DNA wordt voornamelijk aangetroffen onder nakomelingen van oude Germaanse volkeren. Zijn nakomelingen splitsten zich vlak voor het begin van de jaartelling op in Germanen die naar Centraal Europa migreerden en Noord-Germanen (Noormannen) die in Scandinavië achterbleven.
Y-DNA
Mensen erven 23 paar chromosomen met erfelijk materiaal van hun ouders. Het 23e paar chromosomen bepaalt het geslacht van een mens. Van de moeder krijgt een kind altijd een kopie van haar X-chromosoom. Van de vader een kopie van zijn X of Y-chromosoom. Als een vader een kopie van zijn X-chromosoom doorgeeft dan wordt een meisje (XX) en bij zijn Y-chromosoom een jongen (XY) geboren. We kunnen aan de hand van die chromosomen verklaren waar iemands voorouders in vrouwelijke en mannelijke lijn vandaan kwamen.
Haplogroepen
In de prehistorie leefden er verschillende volkeren (met unieke dominante haplogroepen) in Europa. In de periode na de IJstijd waren dit onder meer de jager-verzamelaars met I1a in Noord-Europa, Anatolische landbouwers met G2a in Centraal Europa en de nomaden met R1b op de Russische steppen. Vanaf 2.500 v.C. verdreven de nomaden de landbouwers uit Centraal Europa. Uiteindelijk zouden de haplogroepen I1a en R1b samen gaan tot de Strijdhamercultuur, voorloper van de latere Germaanse en Keltische culturen.